dinsdag 8 januari 2013

BALANSVERSLAG


BALANSVERSLAG

    1. Het mooiste boek dat ik heb gelezen is denk ik “Een schitterend gebrek” van Arthur Japin. Ik vond dit een heel mooi boek, omdat ik het thema heel mooi vond, namelijk opoffering. De hoofdpersoon offert zichzelf om haar grote liefde een beter leven te geven. Het is een erg romantisch boek, waar ik wel van hou. Maar toch is het heel anders dan een normale liefdesroman. Dingen worden op een poëtische manier omschreven en er komen een hoop filosofische denkbeelden en gedachten aan bod in het boek. Deze elementen maken het boek ook erg mooi naar mijn mening. Ik vond “Turks Fruit” tot mijn verbazing ook een best wel mooi boek. Als je door alle seks heen kijkt is het een heel mooi liefdesverhaal. Ik vond “Hersenschimmen” ook een mooi boek, vooral omdat je echt vanuit de hoofdpersoon alles meemaakt en echt een beeld krijgt van hoe een dementerend persoon zich voelt.

    2. Als ik eerlijk moer zijn waren de literatuur lessen voor mij niet echt van belang. Ik vond het op zich wel leuk om bijvoorbeeld over Vondel of Max Havelaar te leren, omdat dat tot je basiskennis behoort. Maar verder vond ik het vaak ook niet zo heel erg interessant, aangezien literatuur en lezen ook iets is wat ik niet zo heel graag doe.

    3. Ik denk dat ik redelijk snel bij een boek zo iets heb van, hmm dit is best wel saai. Het zal vast wel eens gekomen zijn door de saaie schrijfstijl van een schrijver. Maar ik weet ook dat dit vaak door mezelf komt. Ik ben niet echt een lezer. Ik heb dyslexie en lees dus heel langzaam. Hierdoor heb ik nooit echt van lezen gehouden omdat ik het altijd al snel saai vind worden of ik geen zin heb om het hele boek uit te lezen, omdat dat vaak enorm lang duurt. Ik heb wel eens een luisterboek geluisterd, en daar had ik het element van saai zijn eigenlijk bijna niet. Het boek vond ik ineens best leuk. Maar toch ben ik nog nooit echt helemaal verpletterd geweest door een boek.

    4. Ik denk dat ik vroeger echt een soort afkeer tegen lezen had, door de hierboven genoemde redenen. Tegenwoordig heb ik ook een aantal erg mooie boeken gelezen, die me een goede ervaring hebben bezorgd. Hierdoor heb ik wat meer moed gekregen en weet ik dat lezen ook best leuk kan zijn. Toch ben ik nog steeds niet iemand die in haar vrije tijd een boek zal lezen, dus wat dat betreft ben ik niet echt heel erg veranderd. Omdat ik vroeger nooit zo veel boeken heb gelezen heb ik ook niet veel om mee te vergelijken. Maar als ik kijk naar de afgelopen 2/3 jaar ben ik wel wat volwassener boeken gaan appreciëren misschien. Ik vind filosofische gedachten die worden beschreven erg interessant en vind het erg leuk als je iets herkent in een boek waar je al kennis over hebt. Dit had ik een aantal jaar geleden niet. Ik koos voor simpele boeken, met niet echt een bijzonder verhaal of referenties.

    5. Ik vind dat mijn verslagen allemaal redelijk goed zijn. Ze springen er niet uit, maar zijn verder gewoon prima. Ik denk dat ik wel goed ben in verbanden leggen tussen een stijl en een boek en dat ik goed bepaalde thema's uit een boek kan halen. Ik denk dat ik hier en daar een aantal dingen heb laten liggen uit luiheid of slordigheid. Ik heb niet altijd even veel tijd in mijn blog gestoken. Dat is wel jammer.


    6. Ik denk dat literatuur nooit echt een passie of een hobby van me zal worden. Ik heb het wel meer leren appreciëren, maar het is toch denk ik niet echt voor me weggelegd. Ik vind dit wel jammer, want er is een hele rijke wereld aan prachtige verhalen die ik daardoor misschien misloop. Misschien dat ik beter een luisterboek kan luisteren of een verfilming kan kijken van een boek, want de verhalen inspireren me vaak wel.



    7. Ik zou niet zo goed weten wat voor tips ik zou moeten geven aan een docent over het literatuur onderwijs. Het enige wat ik wel altijd erg leuk vind is wanneer een leraar vol passie over zijn vak vertelt. Hierdoor worden leerlingen gemotiveerd, ik in ieder geval wel. Ook als een leraar over een mooi boek verteld en uitlegt waarom je dat boek moet lezen, wordt ik aangespoord om dat mooie boek ook te gaan lezen en ook gepassioneerd met literatuur bezig te zijn.

ALGEMEEN BOEKVERSLAG: HERSENSCHIMMEN

ALGEMEEN BOEKVERSLAG: TURKS FRUIT

1a. J. Bernlef, Hersenschimmen
Eerste druk 1984
Em. Querido's Uitgeverij BV, Amsterdam
146 bladzijden

b. Roman

c. Maarten Klein is een man van 71 jaar, die samen met zijn vrouw Vera al vijftien jaar in Gloucester, Amerika, woont. Voordat Maarten met pensioen ging, werkte hij in Boston als secretaris bij een internationale visserij-organisatie. Hun twee kinderen, Kitty en Fred, wonen ver van hen vandaan.
Op een zondag staat Maarten uit het raam te kijken. Hij wacht op de kinderen die elke schooldag langs het huis lopen om met de bus naar school te gaan. Pas nadat zijn vrouw Vera hem vertelt dat het zondag is en de kinderen dus niet naar school hoeven, weet hij dat hij zich vergist heeft. Diezelfde dag blijkt Maarten steeds vergeetachtiger te worden. Hij bevindt zich plotseling in het washok, scheurt zonder enkele reden een krant aan stukken en kan de kruiswoordpuzzel niet meer oplossen.
De volgende dag - het is maandag - geeft hij zijn vrouw suiker bij de koffie, terwijl ze al meer dan tien jaar geen suiker meer gebruikt. Hij gaat met zijn hond Robert wandelen, maar hij verdwaalt. Tot overmaat van ramp raakt hij ook nog eens de hond kwijt. Maarten wandelt naar de antiquair en koopt een boek. De antiquair informeert naar zijn mening over de vorige aanschaf, maar Maarten weet niet waar de man het over heeft. Vera pikt hem uiteindelijk met de auto op, nadat hij al een halve dag van huis is geweest. Die avond beweert Maarten zich dingen te herinneren die volgens Vera nooit zijn gebeurd. De verwarring neemt toe als Maarten zich boven wil gaan scheren; iets wat hij al vijf jaar niet heeft gedaan. Maarten informeert bij Ellen Robbins naar haar (overleden) man. Een pijnlijke vergissing!
Maarten vindt plotseling een ansichtkaart van Kitty in zijn zak. Hij vraagt zich af wie dat is. Na een uitgebreid ontbijt vertrekt Maarten naar zijn werk - waar hij al vier jaar niet meer werkt. Om naar binnen te kunnen, forceert hij een gesloten deur en spreekt hij de denkbeeldige bestuurders van de visserij toe. Opeens beseft hij waar hij is en haast hij zich weer naar huis. Op advies van de huisarts toont Vera hem het familiefotoalbum. Maarten kan zich nauwelijks iets herinneren van al die mensen op de foto's. Alleen de oude foto's roepen vage herinneringen op. De huisarts komt langs en Maarten heeft ineens moeite met zijn Engelse uitspraak.
De vergissingen worden steeds omvangrijker. Maarten herkent zijn eigen huisarts niet meer en wantrouwt hem. Hij ziet zijn eigen vrouw aan voor zijn moeder en gooit, om de hond binnen te laten, een raam in. Uiteindelijk schakelt Vera de hulp in van een verzorgster en Maarten wordt vastgebonden op zijn bed. Vera en de verzorgster krijgen overal de schuld van en Maarten uit grof taalgebruik. Hij bevuilt zijn eigen bed en krijgt de kans om weg te lopen. Hij verdwaalt, maar de vuurtorenwachter brengt hem weer bij zijn vrouw terug.
Op de laatste dag - zaterdag - verscheurt Maarten alle foto's uit het album in een poging om het lot af te wenden. Diezelfde dag brengt de ziekenwagen Maarten naar de inrichting. 



Recensie !

Bernlef denkt dat alleen een verhaal over een dementerende man niet goed genoeg is, dat het zielig wordt als zoiets van buitenaf wordt bekeken. Zielig, beter gezegd meelijwekkend, isHersenschimmen zeker geworden. Maarten Klein, een geboren Nederlander van 71 jaar oud, die in Amerika werkte en daar na zijn pensioen is blijven wonen, kijkt naar buiten en zoekt naar de schoolkinderen die in de buurt op de bus staan te wachten. Het is echter zondag en de kinderen zullen niet komen. Deze vergissing markeert het begin van een aftakeling die als een lawine groeit en voorsnelt. Maarten begint dingen te vergeten: waar hij zijn tas heeft gelaten, dat hij de hond al heeft uitgelaten, de dagen van de week, de uren van de dag. Ook dringt zijn verleden bij het heden naar binnen: hij denkt dat hij weer aan het werk is, en zoekt de notulen van de vergadering op zijn bureau dat al jaren leeg is. Of hij ziet zichzelf als kleine jongen en zoekt zijn kleurpotloden, om vervolgens door zijn vrouw Vera van een stoel afgehaald te worden.
De kloof tussen Maarten en zijn vrouw groeit steeds meer door dit soort voorvallen, en kenmerkt zich door verwarde dialogen: ‘‘‘Kan het zelf wel, moeder.’’ ‘‘Noem me geen moeder.’’ ‘‘Hoe kom je erbij, Vera.’’’ Vera wordt overdonderd door de snelheid waarmee de dementie intreedt, moet Maarten bemoederen, schaamt zich daarvoor, weet zich geen raad met hem. In een vergevorderd stadium van zijn toestand herkent hij haar soms niet meer, gaat hij weer Nederlands praten, en denkt hij dat de Amerikaanse dokter een van de geallieerden is, die hem tijdens zijn jeugd kwamen bevrijden van de Duitsers. In de winter – klimatologisch, maar ook van Maarten – vervagen alle kleurdetails (‘wijnrood’, ‘marineblauw’, ‘muisgrijs’) langzaam tot het steriele wit van de zorginstelling. Het verhaal eindigt met losse flarden van indrukken waar nog maar net een rode draad aan is vast te knopen.
Zo’n verhaal van een dementerende man is niet genoeg volgens Bernlef, dus bekijkt hij de dementie van binnenuit en probeert hij het in taal weer te geven. Dit is wat het boek zo succesvol maakt: het verhaal heeft een ontwrichtende werking op de lezer zelf. Wie het boek in één keer heeft uitgelezen, weet waar ik het over heb. Uiteraard wéét je dat Maarten geen betrouwbare vertelinstantie is, maar hoe sceptisch je ook bent, je wordt er steeds opnieuw ingeluisd. Je moet vaststellen dat de gebeurtenissen waarvan je dacht dat ze ‘waar’ waren, het niet zijn. Af en toe vang je een glimp op van de werkelijkheid, als Maarten bijvoorbeeld een gesprek tussen zijn vrouw en de dokter opvangt, maar daarmee ontsnap je niet uit zijn in elkaar stortende wereld.
Houvast is een luxe die ontbreekt. Af en toe is er een cursieve regel die het begin van een nieuwe dag aangeeft, maar langzamerhand wordt elke witregel een blackout. De lezer moet gefrustreerd concluderen dat er bij de volgende alinea van alles aan de hand kan zijn, dingen waarvan hij geen weet heeft. Aan het einde van het boek valt ook de typografische zekerheid weg: geen hoofdletters meer, geen volledige zinnen, alleen losse woorden, losse gedachten. Hersenschimmen.
Bernlefs schrijfstijl is beeldend voor het verhaal: vorm en inhoud zijn perfect op elkaar afgestemd. De schrijver bewijst dat hij niet alleen een verhaal kan vertellen, maar dat hij het verhaal kan schrijven op de enige juiste manier: net zo onttakeld als de dementerende hoofdpersoon zelf.
Bernlef besloot het interview met Roggeman als volgt. ‘Het paradoxale van het boek is dat het eindigt in totale vergetelheid maar dat het resultaat, het boek, – als ieder boek – een totaal geheugen is waar nooit meer iets uit weg kan raken. Tot niemand je meer leest. Maar dan hoop ik er zelf niet meer te zijn.’ Bernlef is er nog. En wellicht staat hem bij leven en welzijn iets compleet anders te wachten dan vergetelheid. We zullen het zien op 11 maart.


Recensie II

Ouder worden we allemaal, maar het vooruitzicht van aftakeling is zelden gespreksstof, hooguit onderwerp van een snel weer weggeschopte zwarte mijmering. Het lichamelijk verval is nog voorstelbaar (hoe ergerniswekkend ook), maar wie durft zich de geestelijke aftakeling in te denken? Bernlef behoort tot het type schrijver dat zich dat soort taken stelt. In 1974 schreef hij al een bundel mooie verhalen over het oud worden (Hondedromen) en in verschillende van die verhalen speelde het grote vergeten een rol.
Hersenschimmen, zijn nieuwe roman, gaat over dementie. Hoofdpersoon is de 71-jarige gepensioneerde Maarten Klein, die met zijn vrouw Vera in een kustplaatsje boven Boston woont. Zijn actieve leven als secretaris van een internationale maritieme organisatie is voorbij en hij geniet (tevreden van natuur) van de kalme routine van het dagelijkse bestaan: de wandelingen met zijn hond, het dagelijks vertier van de binnenlopende vissersboten en het passeren van de schoolbus.
Jaren van behoedzame tevredenheid voor de boeg, maar geleidelijk merkt hij dat er iets met hem aan de hand is. Woorden verliezen ineens hun betekenis of zijn niet beschikbaar, herinneringen zijn niet meer oproepbaar maar overvallen hem onverwacht, soms blijkt hij handelingen te verrichten die bij een veel vroegere periode uit zijn leven behoren: op pad gaan voor een vergadering, stiekem snoep zoeken in de huishoudkast. Fantasie, herinnering en werkelijkheid schuiven over elkaar heen, de tijd verdwijnt als dimensie, het ene moment is hij kind en het volgende ogenblik weer even zijn 71-jarige zelf.
In het begin lijken het korte storingen, blackouts, maar de ziekte vordert snel: "Ik word van binnenuit opgesplitst. Het is een proces dat ik niet tegen kan houden, omdat ik zelf dat proces ben. Je denkt 'ik', 'mijn lichaam', 'mijn geest', maar dat zijn maar woorden. Vroeger beschermden die me. Toen ik dit nog niet had. Maar er is een grotere kracht die het nu in mij voor het zeggen heeft en die niet valt tegen te spreken".
Terwijl hij wel merkt dat hij zijn gedachten niet meer altijd kan ordenen, kan Maarten Klein geen moment echt beseffen wat er met hem aan de hand is. En dat is logisch, want in de steeds spaarzamer ogenblikken dat hij zichzelf is, is er ook niets aan de hand. Bernlef heeft in dit boek gekozen voor de ik-vorm, een bijna onmogelijke opgave want hoe beschrijf je van binnenuit een geestelijke aftakeling? Bijna per definitie kan niet verwacht worden dat een dementerende bejaarde dat proces coherent beschrijft.
Het is toch gelukt om dat waar te maken en dat komt doordat Bernlef er met zijn ingehouden stijl in slaagt te laten vergeten dat je woorden leest. De lezer is rechtstreeks aangesloten op het gedachtenleven van Maarten Klein. De plotselinge overgangen van volwassen naar kindse denkwereld worden daardoor verrassend direct duidelijk gemaakt:"Een beetje koud heb ik het. Een kop hete thee zou mij goed doen. Ik loop de keuken in en draai het gas aan. De ketel, waar is de ketel. 'Ketel', zeg ik, 'ketel', maar het ding is nergens, ook niet in een van de keukenkastjes. Misschien binnen. Vera gebruikt hem wel eens om de planten water te geven. Ook niet. Ik doe de deur van de provisiekast open, maar hoe ik ook zoek achter borden en glazen, nergens kan ik een Kwatta-reepje vinden. En er liggen ook geen peredrups of zuurballen. Misschien is ze boodschappen gaan doen. Ik ga achter de piano zitten en druk eerst het oefenpedaal in voordat ik begin te spelen. Opa ligt boven zijn middagdutje te doen dus ik moet heel stilletjes spelen. De toetsen gaan zwaar en stroef. Of zijn het mijn koude vingers die niet willen? Dan hoor ik de voordeur opengaan. 'Ik ben hier oma', roep ik haar vanachter de piano tegemoet."
Het is op deze manier zelfs mogelijk om vanuit het gezichtsveld van Maarten Klein het verdriet van zijn vrouw Vera te beschrijven, die haar man steeds verder weg ziet verdwijnen in de kinderlijkheid: "Is pappa al naar kantoor?" "Maarten, ik ben het, Vera!" "Je moet niet zo tegen me schreeuwen." Ze verbergt haar gezicht in haar handen. Waarom is ze nu opeens zo opgewonden? Waarom huilt ze zo hartverscheurend?" Het boek eindigt zoals verwacht mocht worden, in flarden van zinnen en indrukken.
Hersenschimmen is heel wat meer dan een perfect uitgevoerde literaire exercitie. Bernlef heeft een warm en levend portret gemaakt van een aardig mens op weg naar het niets. Het is te hopen dat Hersenschimmen veel lezers zal vinden. Niet alleen vanwege het doorbreken van een taboe, maar ook omdat Bernlef in dit boek opnieuw bewijst dat hij als schrijver meer aandacht verdient dan hij tot nu toe kreeg.


Eigen reactie:
Hans van Voort heeft het over dat het boek een taboe doorbreekt. Ik ben het hier niet mee eens, aangezien ik het onderwerp dementie nooit als een taboe heb ervaren.

Ik vond de schrijfstijl van Hersenschimmen een misleidend boek. In het begin heb je nog niet helemaal door wat er aan de hand is met Maarten, dus wanneer er door zijn dementie misverstanden ontstaan, is dat in het begin best wel verwarrend. Dit komt dus door de schrijfstijl, namelijk dat het verhaal vanuit de ik-persoon wordt verteld.

Het verhaal geeft om dezelfde reden een goed beeld van wat een persoon met dementie meemaakt. Je maakt de verwarrende situaties mee en je kan je goed inleven hoe ontwrichtend deze voor Maarten zijn. Hierin ben ik het dus eens met Bert Zuidhof, die vindt dat het boek een ontwrichtende werking heeft op de lezer zelf.

Ik ben het met Hans van Voort eens over het punt dat Bernlef een warm en menselijk portret heeft kunnen maken van Maarten Klein. Je zou misschien snel een soort onmenselijk, raar wezen lijken als je dementerend bent, omdat veel mensen je niet begrijpen etc. Maar je krijgt juist medeleven met Maarten en begrijpt (voor zo verre je dat kunt begrijpen) waar hij doorheen gaat.

dinsdag 27 november 2012

ALGEMEEN BOEKVERSLAG: DE KOMST VAN JOACHIM STILLER


ALGEMEEN BOEKVERSLAG: DE KOMST VAN JOACHIM STILLER

1a. (Hubert) Lampo, De komst van Joachim Stiller
Eerste druk 1960
Tweeëntwintigste druk, Meulenhof, Amsterdam (1977)
181 bladzijden
 
b. Roman
 
c. Schrijver en journalist Freek Groenevelt ziet op een dag vier wegwerkers de straat openbreken om deze daarna weer dicht te maken, onverstoorbaar als engelen. Freek besluit om hierover een stukje in de krant te schrijven. Keldermans, de wethouder van openbare werken reageert op het artikel met een brief waarin het voorval wordt ontkend. Een dag later ontvangt Freek een brief uit 1919, waarin de gebeurtenissen over de wegwerkers voorspeld worden. De redactie van het literaire tijdschrift, waarin een lasterlijk stuk over Freek staat, ontvangt ook een brief, van Joachim Stiller. Hierin staat dat Freek een belangrijke opdracht heeft en dat hij niet belasterd mag worden.

In een tweedehands-boekenwinkel ziet Freek een zestiende-eeuws boek over het einde der tijden, geschreven door Joachim Stiller. Simone Marijnissen, een vriendin van Freek, heeft inmiddels een telefoontje van Joachim Stiller gekregen: zij mag Freek niet laten gaan. Zij gehoorzaamt door haar verloving te verbreken. Freek en Simone worden verliefd op elkaar, alsof het door hogerhand bepaald is. Stiller belt Freek op om hem moed in te spreken. Na een aantal dagen vol vreemde gebeurtenissen herinnert Freek zich een Amerikaanse militair die aan het eind van de oorlog door een explosie om het leven is gekomen: majoor Joachim Stiller.

Freek en Keldermans krijgen beiden een brief van Stiller waarin staat dat hij hen op het stationsplein wil ontmoeten. Maar voordat ze Stiller kunnen spreken, wordt hij door een lergertruck overreden. Stiller wordt overgebracht naar het mortuarium. Wanneer Freek drie dagen later een bezoek brengt aan het mortuarium, blijkt het lijk verdwenen te zijn. 


Bron: http://www.boekverslag.nl/Verslag/De+komst+van+Joachim+Stiller/
 
2. Ik wist niet zo goed wat ik moest verwachten van dit boek. Meneer Kroon had het aangeraden en zei dat het een boek van redelijk hoog niveau was, waar veel uit te halen was. Dus een vrij moeilijk boek verwachtte ik. Verder ging ik blanco het verhaal in.
 
3. Motieven:
Obsessie: Freek raakt naarmate verder in het boek komt steeds meer geobsedeerd door Joachim Stiller.
Tijd/Tijdloosheid: Tijd en tijdloosheid is een belangrijk motief in het boek. Ergens in het begin van het boek vertelt Freek al eens dat hij zich afvraagt hoe het zou zijn als de tijd ineens stil zou staan. Joachim Stiller lijkt een figuur te zijn die niet wordt beïnvloed door tijd. Hij staat hier als het ware boven. Dit kun je zien aan het feit dat Joachim Stiller in verschillende tijdsperiodes voor komt. Zo is hij in de 16e eeuw een schrijver, maar in de Tweede Wereldoorlog een soldaat. De antiquariaat lijkt ook een plek te zijn waar de tijd stil staat, omdat dit een heel andere wereld lijkt dan het drukke Antwerpen.
Jezus Christus: Joachim Stiller toont veel gelijkenissen met Jezus. Zo schrijft hij in het begin een brief naar Freek en Simone waarin hij zei dat hij hen zou beschermen. Net zoals Jezus mensen op aarde beschermt volgens het christendom. De tijd heeft geen vat op Joachim Stiller, net zo min als op Jezus. Jezus zal voor christenen immers altijd doorleven. De boodschappen van Joachim Stiller zijn vaak op de toekomstgericht, net als die van Jezus.

 
Thema's
Angst en verlossing zijn de belangrijkste thema's in dit boek. Freek is bezeten door de angst voor het onbekende, Joachim Stiller. Stiller voorspelt al eerder in het boek: "Eens zal u, hoe dan ook, van alle angst bevrijden". En dit doet hij ook. De komst van Joachim Stiller is dan ook uiteindelijk de verlossing van de angsten van Freek.
 
4. Het is aan zijn schrijfstijl te zien dat Lampo een Vlaming is. Hij gebruikt redelijk veel Vlaamse woorden en uitdrukkingen. Al is dit niet storend. Hij gebruikt ook veel lange zinnen met veel bijvoeglijk naamwoorden. Een voorbeeld van bladzijde 169: "Terwijl hij de straatweg overstak, die ons nog steeds van hem scheidde, had ik het gevoel dat hij, een weergevonden tweelingbroeder, zich van mijn ongeduldige ziel meester maakte. Nog slecht een paar meter was hij van me verwijderd en reeds rustten mijn ogen in zijn grote, onuitsprekelijk zachte ogen. Ik hijgde van ontroering." In dit fragment zie je het gebruik van de lange zinnen en de bijvoeglijk naamwoorden.
 
Het verhaal wordt vanuit de ik-persoon verteld. Deze ik-persoon is Freek. Dit geeft een extra dimensie aan het boek, omdat je helemaal wordt meegesleurd in de leefwereld en obsessie van hem. Joachim Stiller wordt zo nóg mysterieuzer en dat is erg spannend.

Op verschillende locaties in Antwerpen speelt het verhaal zich af. Één van de belangrijkste is de antiquariaat van Geert Molijn. Dit is eigenlijk het rustpunt in het drukke Antwerpen. 











dinsdag 30 oktober 2012

STROMINGSBOEKVERSLAG: BINT


a) Algemene informatie
a. Ferdinand Bordewijk, Bint
Amsterdam, 1995, 29e druk (1e druk 1934)
78 bladzijden

b. Genre: psychologische roman

c. Samenvatting:
Het boek begint met het moment dat De Bree het eerste lesuur gaat geven als een nieuwe leraar op de school; zijn voorganger is weggepest. Hij komt in de ergste klas van de school, namelijk 4D terecht, die hij al gauw de Hel noemt. Hij laat echter meteen zijn ijzeren discipline merken, en laat acht leerlingen nakomen. Tijdens het eerste lesuur verklaart De Bree de Hel letterlijk de oorlog. In de pauze maakt hij kennis met de andere docenten. Hij spreekt voornamelijk met Remigius, die hem het een en ander vertelt over Bint, het schoolhoofd. Toch laat hij hierover niet veel los. In de loop van het verhaal blijkt dat hij alle vier klassen waarin hij les geeft, namen geeft. Hij benoemt ze tot de bruine klas, de grauwe klas, de bloemenklas en de hel. De Bree ziet niet alleen de klassen als wezens, maar ook de school, het systeem van de school en praktisch alles wat ermee te maken heeft. Individualiteit bestaat niet. Bij de eerste rapportvergaderingen wordt er snel doorheen gewerkt - zoals altijd eigenlijk. Echter bij Van Beek, een leerling, houden de docenten iets langer stil. Geruchten gingen namelijk dat wanneer deze een onvoldoende zou staan, er een poging tot zelfmoord zou volgen. Maar omdat er geen uitzonderingen worden gemaakt, trekken zij zich hier niets van aan. Later blijkt dat Van Beek in een gracht is gesprongen. Hij werd gered, maar overleed later - best ironisch eigenlijk - aan pneumonie. Er komt niet veel later een kleine oproer op school, die Bint al had voorzien. De orde herstelt zichzelf automatisch en wat er met Van Beek is gebeurd wordt doodgezwegen. Een soort tweede helft van het boek gaat over een lange fietstocht die gemaakt wordt met alle klassen. Zoals altijd wordt de Hel opgesplitst in twee helften. De Bree zou in eerste instantie niet meegaan. Maar omdat een leraar die een helft zou krijgen eerder dan verwacht een kind krijgt, gebeurt dit alsnog. Ongeveer halverwege wordt Te Wigchel ziek en moet veel hoesten. De Bree besluit een kortere route te volgen. De klas heeft er moeite mee, maar ziet wel in dat dit het beste is voor hun medeleerling. Na in een herberg geslapen te hebben, missen er twee mensen. De Bree maakt zich eerst ontzettend druk en is razend. Toch niet veel later valt er een kwartje bij hem en komt hij tot rust. Later blijkt dit kwartje te zijn dat het vermiste tweetal alsnog de tweede route heeft gefietst. Door alle ervaringen van het afgelopen jaar, besluit De Bree langer op de school van Bint te blijven. Dit i.p.v. het plan om maar één jaar in te vallen. Het volgende jaar blijkt Bint op te zijn gehouden en een ander het van hem over te hebben genomen. De Bree snapt het niet volledig, en zoekt daarom Bint tot twee keer toe op. Beide keren weet zijn dochter te melden dat hij weg is, dat ze niet weet waarheen en tevens niet weet wanneer hij terugkomt. Uiteindelijk begrijpt De Bree dat Bint contact heeft verbroken met iedereen, ook met de school en alles er omheen. 

b) Specifieke opdracht: verwerkingsvragen
a. Het boek behoort tot de stroming 'de Nieuwe Zakelijkheid'. De kenmerken hiervan zijn:
  • kritiek op de maatschappij
  • geen overbodige beschrijvingen, zakelijke en korte schrijfstijl
  • waardering voor alledaagse dingen
  • gevoel komt weinig aan bod
b.
  • Kritiek op de maatschappij wordt vooral geuit door het feit dat er een gebrek aan orde en discipline is in het boek.
  • Alles wordt heel zakelijk en kort beschreven. Voorbeeld: Het was zwart van ingezonkenheid, onkenbaar. Maar het werd door iets beschenen. Het zwarte vervaagde. Hij wist zelf niet wat hij had ondergaan. Hij voelde het later, hij begreep het nog later. Hij stond moeilijk op, hij rekte zich eens. Zijn blik was haast al weer gewoon. Toen hij sprak was zijn stem al haast weer gewoon. ‘Ontbijten!’ (pagina 131)
  • De Bree hecht veel waarde aan alledaagse dingen. Tijdens het klassenuitje wordt bijvoorbeeld duidelijk dat hij geniet van de natuur.

c. Ik vind het boek behoorlijk representatief voor de Nieuwe Zakelijkheid. Vooral vanwege de zakelijke en korte schrijfstijl, wat erg opvalt als je het boek leest. Wij zijn tegenwoordig aan andere schrijfstijlen gewend. Ik vind het ook opvallend dat er weinig aandacht wordt besteed aan gevoelens, wat ook een kenmerk is van deze stroming.

donderdag 14 juni 2012

STROMINGSBOEKVERSLAG: KLEINE GEDIGTEN VOOR KINDEREN


STROMINGSBOEKVERSLAG: KLEINE GEDIGTEN VOOR KINDEREN

Kleine gedigten voor kinderen” van Hieronijmus van Alphen is representatief voor de Verlichting

De verlichting is een periode die liep van ongeveer 1650 tot ongeveer 1800. In deze periode was – eveneens als in de Romantiek- de natuur heel erg belangrijk. Mensen gedroegen zich goed naar de natuur wetten.

Mensen vonden het ook belangrijk om in het hier en nu te leven. Dus gewoon in het heden en niet te vluchten in het verleden of in de toekomst. De verlichting is dus eigentijds.

Ook was het heel belangrijk om je eigen levensstandaard te verbeteren, omdat deze volgens de mensen nog niet goed genoeg was. Je was gewoon zondig en dat moest veranderen, anders vergaf god je niet en dan kwam je niet in de hemel. Je leefde op aarde voor God en de ultieme beloning was om na de dood in de hemel te komen en daar het eeuwige leven te krijgen.

De levensstandaard moest dus verbetert worden. Dit ging natuurlijk niet alleen maar om je goed gedragen om dan in de hemel te komen, maar ook de dagelijkse dingen moesten een beetje veranderen. Dingen zoals onderwijs moesten ook belangrijk worden in de samenleving.

Vrijheid was heel belangrijk in de verlichting. Je had vrijheid van godsdienst. Dat betekende dat je in elke god mocht geloven. Er leefde dus veel godsdiensten naast elkaar.

De vrijheid van meningsuiting is ook een thema uit de verlichting. Mensen mochten hun mening openlijk uitspreken, wat in het verleden wel eens anders is geweest.

Verder was vrijheid van handel ook erg belangrijk. Hierdoor kwam het uitvinden van de drukpers, waardoor er op grote schaal boeken konden worden gedrukt en ook de wat lagere standen beschikking kregen tot boeken en zo ook leerden lezen.

De mens in de verlichting was ook overtuigd van de goedheid van de mens. Rousseau zei: “een kind is vanaf de geboorte geneigd goed te doen, maar wordt door de maatschappij bederft.” Dit geeft heel goed aan wat mensen dachten in die tijd. Ze dachten dus als je een kind vanaf zijn geboorte z'n gang laat gaan dat het kind een goed persoon wordt in de samenleving en niemand kwaad zal doen.

Kleine gedigten voor kinderen” is een bundel die voor kinderen gemaakt is, maar deze is ook heel populair bij de oudere mensen. Veel gedichtjes gaan over kinderen en dan verwacht je al een beetje een verlichting gedicht vanwege mijn laatste puntje dat ik net heb genoemd: Een kind is vanaf zijn geboorte goed, maar wordt bederft door de maatschappij.
Hieronijmus van Alphen stond niet helemaal achter deze stelling van Rousseau, omdat van Alphen het kind zag als iets dat je zelf kon invullen in het leven. Het kind kon je of goede dingen leren, zodat het goed werd of het werd verwaarloosd in de opvoeding en daardoor slecht.
Daarom had van Alphen in een aantal gedichtjes een opvoedkundige toon, zodat de mensen met kinderen wat beter in de opvoeding werden en dat zo de kinderen allemaal beter werden en niet meer werden verwaarloosd in de opvoeding
Mijn speelen is leeren, mijn leeren is speelen,
En waarom zou mij dan het leeren verveelen?
Het lezen en schrijven verschaft mij vermaak.
Mijn hoepel, mijn priktol verruil ik voor boeken;
Ik wil in mijn prenten mijn tijdverdrijf zoeken,
't is wijsheid, 't zijn deugden naar welke ik haak.
Je ziet in dit gedicht heel duidelijk de opvoedkundige toon. Het kind moet je wijze dingen leren, want dit is waar het kind naar verlangt; “'t is wijsheid, 't zijn deugden naar welke ik haak.”
Zo heeft van Alphen tal van dit soort gedichtjes met deze opvoedkundige toon erin.
Conclusie

Kleine gedigten voor kinderen” van Hieronijmus van Alphen is wel degelijk representatief voor de verlichten. Er komen weliswaar niet veel motieven van de verlichting in voor, maar een heel belangrijk punt uit de verlichting komt er wel in voor. Dit belangrijke punt is natuurlijk het goed opvoeden van de kinderen en ze alle kennis geven die je zelf hebt. Het is belangrijk voor het kind om veel te weten te komen. Zo gaat het kind vanzelf goed functioneren in de maatschappij.

STROMINGSBOEKVERSLAG: MAX HAVELAAR


STROMINGSBOEKVERSLAG: MAX HAVELAAR

Max Havelaar is representatief voor de periode van de Romantiek

De Romantiek is een periode in de geschiedenis die loop van ongeveer 1800 tot 1850. De periode wordt gekenmerkt door vooral vluchtgedrag in bijvoorbeeld de natuur en de dood.

Er zijn natuurlijk nog meer kenmerken uit deze periode. Er is niet alleen vluchtgedrag in de natuur, maar de natuur in het algemeen wordt ook steeds belangrijker. Mensen gaan de natuur als een levend wezen zien en gaan er heel goed mee om.

Wat ook erg belangrijk is in de periode van de Romantiek is dat veel mensen heel erg op hun gevoel afgaan en heel veel gevoelens worden beschreven. In de Max Havelaar zie je dit terug bij meneer Droogstoppel. De man zegt een aantal keren wat hij doet en waar hij woont en dit zegt al een beetje wat zijn gevoel daarbij is; hij is erg trots.

Wat heel leuk is in het boek is dat meneer Droogstoppel en Stern, die lijnrecht tegenover elkaar staan als het om mening gaat, samen een boek schrijven. Zo is Stern helemaal vóór Max Havelaar en Droogstoppel is een echte rationalist. Droogstoppel wordt in het boek een aantal keer aangevallen. Dit is eigenlijk het rationalisme dat wordt aangevallen door de Romantiek. Hier is Droogstoppel dan het rationalisme en Stern de romanticus, omdat hij het eens is met Max Havelaar.

De Romantiek is eigenlijk een tegenhanger van het rationalisme en het is eigenlijk een reactie op het rationalisme en dat zie je in dit meningsverschil terug.

Karakter beschrijving is heel belangrijk in de Romantiek. Je moet een bepaald gevoel krijgen in het verhaal bij bepaalde mensen. Zo zijn sommige mensen slecht en deze zijn meestal een beetje nors en sommige mensen zijn juist goed en die zijn vaak vrolijk en opgewekt.

In het verhaal zie je dat Max en Tine een heel innige relatie met elkaar hebben en dat ze een heel mooie liefde hebben. De karakter beschrijvingen zijn heel erg belangrijk in het begrijpen van de relatie tussen deze twee mensen.

Vriendschap tussen mensen en vooral mannen is een belangrijk gegeven in de Romantiek, maar Droogstoppel en Stern hebben niet echt een goed band of een heel erg goede vriendschap. Dit is dan weer een puntje dat niet typerend is voor de Romantiek.

De natuur wordt ook eigenlijk weinig gebruikt en weinig beschreven. Er wordt niet gesproken over hoe mooi de natuur wel niet is en er wordt ook niet gevlucht in de natuur of de dood. In het verhaal komt juist een heel realistisch kenmerk kijken. Max Havelaar gaat namelijk juist goed om met z'n problemen. Hij vlucht er niet voor weg, maar doet er daadwerkelijk iets mee en dat is juist een kenmerk van het realisme en niet van de Romantiek.

Hoe je misschien ook kunt zien dat het een romantisch boek is, is omdat het boek in 1860 is geschreven. Dit is precies een beetje in de nabloei van de Romantiek. Hieraan kun je dus zien dat het een beetje in de tijd is geschreven van de Romantiek.

Conclusie
De Max Havelaar is wel degelijk representatief voor de periode van de Romantiek, omdat er veel invloeden van de Romantiek in het verhaal zitten. Zo is er veel aandacht voor het gevoel en karakter beschrijvingen. Als je kijkt naar de relatie tussen Max Havelaar en Tine zie je dit heel erg goed terug. Verder is het ook in de romantische tijd geschreven en dat is ook weer een gegeven waarom het een romantisch boek zou kunnen zijn.

Het rationalisme wordt in dit boek eigenlijk tegengesproken. Je ziet dit terug in de relatie tussen Droogstoppel en Stern. Stern is vóór de heer Havelaar en Droogstoppel is tegen en is meer een rationalist. In het verhaal wordt Droogstoppel ook vaak tegengesproken.

Er zijn natuurlijk ook punten in het verhaal die niet op de romantische periode duiden. Zo heb je natuurlijk Max Havelaar die heel erg realistisch met zijn problemen omgaat en dit is dus weer een gegeven voor het Realisme.

Op basis van deze argumenten ben ik tot de conclusie gekomen dat “Max Havelaar of de koffieveilingen der Nederlandsche handelsmaatschappij” een romantisch boek is.

ALGEMEEN BOEKVERSLAG: TURKS FRUIT


ALGEMEEN BOEKVERSLAG: TURKS FRUIT

1a. Jan Wolkers, Turks fruit
Eerste druk 1969
Negenenveertigste druk, Pomona, Texel (2008)
189 bladzijden
b. Novelle
c. Het boek gaat over Erik, een beeldhouwer, en over zijn relatie met zijn vrouw Olga. Olga heeft hem verlaten en Erik beschrijft korte hoogtepunten uit zijn relatie met Olga. Pas op tweederde van het boek horen we wat er gebeurd is. De hoofdstukken daarvoor zijn steeds of voor dat moment of erna. Zo wordt er een zekere spanning opgebouwd naar het moment waarop verklaard wordt hoe ze uit elkaar zijn gegaan. Die eerste hoofdstukken zijn eigenlijk één grote kreet 'ik ben zo eenzaam'. Vervolgens begint het bij het begin dat hij haar al liftend leert kennen. Ze worden verliefd, maar ze krijgen een auto-ongeluk. Een paar maanden later zien ze elkaar weer en van af toen was de liefde een feit en trekt ze bij hem in. We zien steeds hoe gelukkig hij is geweest met Olga. Het is een liefde die heel intens beleefd is. Seks speelt daarbij een belangrijke rol. Soms heb je het idee dat ze de hele dag naakt liepen en elk moment aangrepen om 'het' weer te doen. Uit de fragmenten na het keerpunt blijkt dat alle andere vrouwen niet dat voor hem betekenen als wat Olga voor hem was geweest. Ondanks dat het er dan flink aan toe was gegaan, vooral op seksueel gebied.
Olga was voor hem alles. Allerlei kleine details worden er van haar beschreven. Ze zorgt voor inkomsten, hoe klein ze ook zijn. Ze houdt van dieren, maar niet van kinderen. Dit blijkt ook uit twee beelden die Erik gedurende deze periode maakt. Het eerste is een moeder met kind, waarvan de wethouder zegt: "het lijkt wel of ze angst heeft voor het kind." Het andere beeld is een vrouw met een kat op haar arm, waarvan men opmerkt: "Het lijkt wel of het haar kind is." In beide gevallen heeft Olga uren lang model gestaan. Van het schaarse geld gingen ze regelmatig naar jazzconcerten, ten koste van vlees bij het eten. Ook de vakanties waren heel sober: een tentje op Ameland, waar de liefde ook weer heel intens beleefd werd.
De angst van Olga voor zwangerschap kwam door haar moeder, die een borstamputatie had moeten ondergaan. Tegen Olga zei ze vroeger dat Olga haar borst leeggezogen had. Een andere angst van Olga was kanker. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het moment dat zij wat roods in haar ontlasting ziet.
Het grote keerpunt in de relatie wordt volgens Erik geregisseerd door Olga's moeder, waarvoor Erik altijd al beneden de stand was geweest. Na de dood van Olga's vader is haar moeder constant aan het stoken. Ze zegt dat andere vriendinnen van Olga het beter hebben. Uiteindelijk blijkt Olga niet ongevoelig voor de materiële tekortkoming.
Een zakendiner is het breekpunt. Olga zit te flirten met een zakenrelatie, tot genoegen van haar moeder, maar tot ontzetting van Erik. Hij wordt er misselijk van en geeft midden aan tafel over. Op de terugweg van de toilet slaat hij uit woede Olga een blauw oog. Olga neemt dit niet en trekt bij haar moeder in. Uiteindelijk volgt een scheiding. Olga hertrouwt nog twee keer, maar wordt niet echt gelukkig.
Het boek eindigt met het ontstaan van een tumor bij Olga. Haar haar valt uit en ze wordt vergeetachtig en opvliegerig, dit alles door de medicijnen. Van af dat moment bezoekt Erik haar iedere dag. Hij koopt een pruik voor haar en ook Turks fruit, het laatste en het enige snoep dat ze nog kon eten. Op een dag sterft ze en is het verhaal uit.
2. Turks Fruit is een boek dat iedereen kent, dus al om de bekendheid van het boek zou je het al gaan lezen. Ik had de verfilming ervan al gezien, dus ik wist eigenlijk al hoe het verhaal verliep. Turks fruit is een bijzonder verhaal vond. Op het eerste gezicht lijkt het een oppervlakkig verhaal met een overheersende toon van veel seks en lust, maar daar blijkt toch veel meer achter te zitten. Ik vroeg me af of het boek me een andere indruk zou geven van dit verhaal en hoe het verschilt van de film.
3. Motieven:
Dieren: Olga en Erik hebben veel (ongewone) dieren in hun omgeving, zoals een eend, kat, wezel en duiven.
Seks: Olga en Erik hebben veel seks, wat ook gedetailleerd wordt beschreven in het boek. Ook heeft Erik later in het boek seks met veel verschillende meisjes.
De dood: De huisdieren, Olga's vader, en op het einde Olga zelf gaan allemaal dood in het boek.
Beelden: Erik maakt vaak beelden van Olga.
Jazz/muziek: Olga en Erik luisteren samen veel naar muziek. Olga gooit ook een lp uit het raam tijdens een ruzie.
Olga's haar: Erik noemt Olga vaak “die rooie”. Aan het einde van het verhaal heeft Olga geen haar meer.
Thema's
Het belangrijkste thema in het boek vind ik zoals dat zo mooi wordt gezegd in het boek:
Het leven draagt de dood in zich mee”. Het gaat hier om het onlosmakelijk verband tussen haat en liefde, vreugde en verdriet, leven en dood. Met dit verband wordt de lezer meerdere malen geconfronteerd in Turks Fruit.
Verval is een belangrijk thema, want de relatie tussen Olga en Erik vervalt steeds meer, en Olga's lichaam vervalt wanneer haar ziekte opspeelt.
4. In het boek komen veel passages voor waarin seksuele handelingen worden beschreven. Zoals bij dit citaat van blz 14 van het boek: “En dan trok ik me maar weer af bij die foto van haar, naakt, op haar rug gezien.” Dit element vond ik niet heel storend, maar ook niet altijd nodig. Soms had ik wel even dat ik dacht, gaat het nou weer over seks? Maar als dit element niet in het boek had gezeten was de sfeer van het boek ook anders geweest.
Zoals je in het bovenstaande citaat kunt lezen, wordt er ook gesproken vanuit de ik-persoon, Erik. Deze schrijfstijl vind ik leuk, omdat je je zo nog meer in kunt leven in het verhaal, en je leert de hoofdpersoon (Erik) zo ook steeds beter kennen, want je leest al zijn gedachten over bepaalde zaken.
Ik vind de ik-persoon een bijzondere man. Erik leeft erg intens, vooral als het gaat om liefde en seks. Als hij een relatie krijgt met Olga leeft hij eigenlijk voor haar. Erik heeft een hekel aan een heleboel dingen in onze maatschappij, zoals christenen en burgerlijke mensen. Kortom leeft Erik vrij extreem en zijn zijn gedachten bijzonder. Ik vind dit soms wel een beetje storend, omdat hij soms zo overdrijft. Ik vind Erik ook niet echt een sympathiek persoon.
Het verhaal speelt zich voornamelijk af in het atelier van Erik, in Amsterdam. Andere locaties zijn het huis van Olga, en aan het einde van het verhaal het ziekenhuis. Ook worden veel vakantiebestemmingen omschreven. De locaties maken vaak het verhaal levendig, omdat ze aangeven dat de twee personages erg vrij leven. Bijvoorbeeld het atelier, waar Erik kunstwerken maakt, geeft aan dat Erik een creatieve geest is. De vakantiebestemmingen geven aan dat de twee avonturiers zijn en veel plezier met elkaar beleven. Het ziekenhuis staat symbool voor het verval, zowel van de relatie tussen Erik en Olga, als het verval van Olga's lichaam.