woensdag 22 februari 2012

Stromingsverslag Oeroeg, Hella S. Haasse

STROMINGSBOEK VERSLAG : KAAS

1a.       Willem Elsschot, kaas
             Van Kampen, Amsterdam (1933), 1e druk.
             116 pagina’s

b.         Novelle

 c.        Samenvatting:
Het boek begint met een inleiding, waarin Elsschot uitvoerig ingaat op de manier waarop een verhaal opgebouwd moet zijn, om spanning te verkrijgen. Hij sluit deze inleiding af met de tekst: 'In de kunst mag niet geprobeerd worden'.
In het eerste hoofdstuk leert de lezer Frans Laarmans kennen. Hij komt dronken thuis en ontvangt het bericht dat zijn moeder overleden is. Op haar begrafenis ontmoet hij een vriend van zijn broer, mijnheer Van Schoonbeke. Deze nodigt hem uit om een kaasimportfirma op te richten, waar hij dan als alleen-vertegenwoordiger kan functioneren. Hij meldt zich voor vier maanden ziek bij zijn kantoor door zijn broer een doktersverklaring te laten maken.
Hij heeft echter veel moeite met de nieuwe kringen waarin hij zich begeeft. Ook heeft hij geen idee wat zakendoen inhoudt. Hij stelt een aantal agenten aan om de verkoop te doen. Tijdens het opstarten van de firma is hij met de meest onbelangrijke dingen bezig, zoals het zoeken naar een bureau en een tweedehands typemachine. Dit terwijl de kaas in grote hoeveelheden aangevoerd wordt. Alles wordt tot in detail verzorgd, maar de bestellingen blijven uit. Wel wordt hij tot vice-voorzitter van de Association Professionelle des Négociants en Fromage benoemd. Hij blijkt zeer succesvol in deze functie, maar wil liever kaas verkopen. Boorman adviseert hem op het gebied van zakendoen. Laarmans schijnt echter iets tegen kaas te hebben, hij zich er niet toe verzetten, een kaaswinkel te betreden. Afgezien van een paar kazen die hij tegen inkoopprijs aan kennissen kwijtraakt, verkoopt hij niets. Zijn zoon Jan is wel in staat een kist met kaas te verkopen. Aan het eind van het verhaal ligt er nog twintigduizend kilo kaas in de opslagruimte en keert hij terug naar zijn kantoorbaan.

2a.      Kenmerken van de nieuwe zakelijkheid:
             1. nuchtere, kernachtige, strakke, sobere en harde stijl.
             2. weinig plaats voor gevoel.
             3. geen versieringen of mooischrijverij.
             4. korte zinnen, zoeken naar de essentie, reportagestijl.
             5. eerbied voor de gewoonste dingen.
             6. maatschappijkritiek.
             7. scherpe tegenstellingen.

b.        Het boek is zeker geschreven in een nuchtere, strakke en sobere stijl. Er wordt niet om dingen     heen gedraaid en Elsschot doet geen moeite om het verhaal erg te versieren of stijlfiguren te gebruiken. Elsschot gaat daarnaast ook bijna niet in op de gevoelens van mensen. Hij omschrijft wel wat Laarmans doormaakt, maar niet wat zijn specifieke gevoel hier nou over was.                                                                                                                                                                         Elsschot gebruikt vooral veel korte zinnen, dit is goed terug te zien op bijvoorbeeld pagina 25. Naar mijn idee uit Elsschot ook wel een beetje kritiek op de maatschappij. Hij vertelt het verhaal over een gewone man, die probeert iets te doen wat ver boven zijn vermogen is en hij faalt hier dan ook in. Volgens mij is dit een soort kritiek op de samenleving. Je mag natuurlijk altijd blijven dromen, maar je moet niet te veel het onmogelijke willen berijken.
c.         Volgens mij past ‘Kaas’ goed in de stroming van de nieuwe zakelijkheid. Er zitten, zoals bij punt B genoemd, een heleboel kenmerken van deze stroming in.  De korte zinnen zonder versieringen, maken dit voor mij nog het meest duidelijk. Ook de maatschappelijke kritiek die in Kaas wordt geuit, zie ik als een belangrijk en duidelijk kenmerk van de nieuwe zakelijkheid.

Boek verslag Kaas, W. Elsschot

STROMINGSBOEK VERSLAG : OEROEG

1a.       Hella S. Haasse, Oeroeg
             Eerste druk, Querido (1948)      
             96 bladzijden

 b.        Novelle
                        
 c.        Samenvatting:
De ik-persoon waar je de naam niet van te horen krijgt, denkt terug aan zijn jeugd. Hij woonde in indi¸ in kebon djati. Zijn vader was eigenaar van een plantage. Sinds zijn geboorte heeft hij een sterke vriendschapsband met Oeroeg, zoon van Sidri en Deppoh. Werknemers van zijn vader. Zijn vader is er niet blij mee dat zij zoon slecht Nederlands kan, en huurt iemand in die hem dat bijbrengt: meneer Bollinger. Oeroeg mag niet bij de lessen zijn, en wordt buitengesloten. Op een avond hebben de ouders bezoek uit Batavia en besluiten ze te gaan zwemmen in Telaga Hideung, het zwarte meer. De ik persoon mag ook mee en Deppoh gaat mee als begeleider. Hij durft niet te vragen of Oeroeg ook mee mag, want hij is bang dat hij dan niet meer mee mag. De mensen kunnen zich niet goed beheersen, maar het vlot waar ze op staan in het meer is niet stevig en er breekt een stuk af en de ik-persoon valt in het water. Deppoh springt er achteraan en red hem, maar komt zelf vast te zitten in de waterplanten. Hij verdrinkt zonder dat er iemand hem probeert te redden. Doordat de vader een schuldgevoel heeft, mag Oeroeg ook mee naar de lagere school in Soekaboemi, op zijn kosten. Ze gaan elke dag met de trein daarheen. Op een dag gaan zijn ouders scheiden. De moeder gaat er vandoor met meneer Bollinger. Oeroeg's moeder moet gaan verhuizen doordat ze door de dood van Deppoh bijna geen inkomen meer hebben. De ik-figuur zou zijn vervolgstudie in Nederland volbrengen, maar vader heeft ondertussen een nieuwe vrouw gekregen, en dat is nogal een pin dus in Nederland studeren was te duur. Vader moest voor een tijdje naar Nederland voor zaken en de ik ging bij Lida in Soekaboemi wonen. Lida was een Nederlandse vrouw die in indi¸ graag een pension wilde beginnen. Toen Lida hoorde wat Oeroeg voor hem betekende mocht hij er ook komen wonen. De ik-figuur gaat naar de hbs in Batavia en komt daar op een internaat terecht. Op dit moment beginnen de 2 vrienden uit elkaar te groeien. In die tijd scheen ik minder contact met Oeroeg te hebben dan vroeger. Van de puberteitsproblemen waar ik mee worstelde, was bij hem niets te merken. Ik voelde me bij hem vergeleken groen en onnozel. Oeroeg vindt op zijn school nieuwe vrienden, waar hij vaak mee omgaat omdat de ik 's avonds niet uit het internaat mag. De ik gaat studeren in Nederland en houd wel contact via brieven met Lida, want Oeroeg is niet zo'n schrijver. Als hij terug komt in indi¸ is hij vervreemd van de mensen die hem eerst zo bekend waren. Hij gaat op bezoek bij de ouders van Oeroeg die hem als vreemde aankijken. Als hij door de wildernis loopt staat er en inlander voor hem, die hem beveelt om weg te gaan omdat hij er niet thuis hoort. Hij denkt dat het Oeroeg is maar blijkt het niet zeker te weten. Ik liep terug en voegde mij bij de patrouille. Was het werkelijk Oeroeg? Ik weet het niet en zal het ook nooit weten. Ik heb zelfs het vermogen verloren hem te herkennen.

1.         Ik had dit boek gekregen het cadeau bij de Aktie van Nederland Leest. Toen ik de achterkant van het boek had las, leek het me wel een interessant boek. Ik wist niet zo goed wat ik ervan kon verwachten, maar toen ik hoorde dat ik hem kon lezen voor mijn leeslijst, besloot ik hem toch te lezen.
2.         Vriendschap, De vriendschap tussen de Nederlandse ik-figuur en de Indische Oeroeg staat in dit boek centraal. Ondanks hun achtergrond zijn de twee jongens grote vrienden.
Cultuurverschillen, De tegenstellingen komen meer en meer naar voren. Dat is onder andere te zien in de verschillende scholen waar de beide jongens les krijgen. Later staan ze als vijanden tegenover elkaar.

3a.       Het eenvoudige taalgebruik van Haasse wordt soms afgewisseld met enkele Indische woorden, zoals blijkt uit de volgende zin: "De baboe trok mij een van mijn schoolpakken aan." Dit maakt het zowel makkelijk te lezen, als interessant.
b.         Het taalgebruik zorgt ervoor dat het boek goed en makkelijk te lezen is, de afwisseling met Indische woorden, zorgt in mijn ogen voor een realistisch effect. Het zorgt ervoor dat het verhaal geloofwaardig is en het gaf me het gevoel dat ik er bij was. al. De gebeurtenissen zijn één grote flash-back, maar worden chronologisch beschreven. Ze spelen zich af in de jaren '40 en '50. De totale vertelde tijd is ongeveer 15 jaar, beginnend bij het zesde levensjaar van de ik-figuur. De vertelde tijd eindigt als de ik-figuur naar Indië terugkeert, kort na het beëindigen van zijn opleiding in Delft. Hij is dan ongeveer 20/21 jaar.
             Door deze opbouw is goed begrijpbaar hoe de relatie tussen de ik persoon en Oeroeg verslechterd. Je kunt het hierdoor goed volgen en je goed inleven in de situatie. Ik had wel echt gehoopt dat ze uiteindelijk weer bij elkaar zouden komen. (op een goede manier)
4.         Ik vond het boek uiteindelijk wel leuk. Het verhaal was makkelijk te lezen zonder veel moeilijk taalgebruik of lange ingewikkelde zinnen. (Dat is wel fijn, aangezien ik dyslectisch ben. Na een tijdje begon ik zelfs enigszins mee te leven met het verhaal. Ik had alleen wel gehoopt dat het goed kwam aan het einde. Dat je kunt meeleven vind ik echt heel belangrijk punt van een boek. Haasse is hier dus zeker in geslaagd, naar mijn mening. Daarnaast vond ik het ook leuk om te lezen over hoe het er in die tijd aan toe ging. Ik wist er wel het een en ander van, maar het heeft me ook wel nieuwe inzichten in de geschiedenis gegeven. Het gebruik van Indische woorden, zoals Baboe en Kampong. Dat maakt het verhaal voor mij wel realistisch.
Over het algemeen vond ik het gewoon een goed te lezen boek en ik heb er dan ook zeker geen spijt van dat ik Oeroeg gekozen heb.




                http://www.hellahaassemuseum.nl/objects/4.html