dinsdag 8 januari 2013

BALANSVERSLAG


BALANSVERSLAG

    1. Het mooiste boek dat ik heb gelezen is denk ik “Een schitterend gebrek” van Arthur Japin. Ik vond dit een heel mooi boek, omdat ik het thema heel mooi vond, namelijk opoffering. De hoofdpersoon offert zichzelf om haar grote liefde een beter leven te geven. Het is een erg romantisch boek, waar ik wel van hou. Maar toch is het heel anders dan een normale liefdesroman. Dingen worden op een poëtische manier omschreven en er komen een hoop filosofische denkbeelden en gedachten aan bod in het boek. Deze elementen maken het boek ook erg mooi naar mijn mening. Ik vond “Turks Fruit” tot mijn verbazing ook een best wel mooi boek. Als je door alle seks heen kijkt is het een heel mooi liefdesverhaal. Ik vond “Hersenschimmen” ook een mooi boek, vooral omdat je echt vanuit de hoofdpersoon alles meemaakt en echt een beeld krijgt van hoe een dementerend persoon zich voelt.

    2. Als ik eerlijk moer zijn waren de literatuur lessen voor mij niet echt van belang. Ik vond het op zich wel leuk om bijvoorbeeld over Vondel of Max Havelaar te leren, omdat dat tot je basiskennis behoort. Maar verder vond ik het vaak ook niet zo heel erg interessant, aangezien literatuur en lezen ook iets is wat ik niet zo heel graag doe.

    3. Ik denk dat ik redelijk snel bij een boek zo iets heb van, hmm dit is best wel saai. Het zal vast wel eens gekomen zijn door de saaie schrijfstijl van een schrijver. Maar ik weet ook dat dit vaak door mezelf komt. Ik ben niet echt een lezer. Ik heb dyslexie en lees dus heel langzaam. Hierdoor heb ik nooit echt van lezen gehouden omdat ik het altijd al snel saai vind worden of ik geen zin heb om het hele boek uit te lezen, omdat dat vaak enorm lang duurt. Ik heb wel eens een luisterboek geluisterd, en daar had ik het element van saai zijn eigenlijk bijna niet. Het boek vond ik ineens best leuk. Maar toch ben ik nog nooit echt helemaal verpletterd geweest door een boek.

    4. Ik denk dat ik vroeger echt een soort afkeer tegen lezen had, door de hierboven genoemde redenen. Tegenwoordig heb ik ook een aantal erg mooie boeken gelezen, die me een goede ervaring hebben bezorgd. Hierdoor heb ik wat meer moed gekregen en weet ik dat lezen ook best leuk kan zijn. Toch ben ik nog steeds niet iemand die in haar vrije tijd een boek zal lezen, dus wat dat betreft ben ik niet echt heel erg veranderd. Omdat ik vroeger nooit zo veel boeken heb gelezen heb ik ook niet veel om mee te vergelijken. Maar als ik kijk naar de afgelopen 2/3 jaar ben ik wel wat volwassener boeken gaan appreciëren misschien. Ik vind filosofische gedachten die worden beschreven erg interessant en vind het erg leuk als je iets herkent in een boek waar je al kennis over hebt. Dit had ik een aantal jaar geleden niet. Ik koos voor simpele boeken, met niet echt een bijzonder verhaal of referenties.

    5. Ik vind dat mijn verslagen allemaal redelijk goed zijn. Ze springen er niet uit, maar zijn verder gewoon prima. Ik denk dat ik wel goed ben in verbanden leggen tussen een stijl en een boek en dat ik goed bepaalde thema's uit een boek kan halen. Ik denk dat ik hier en daar een aantal dingen heb laten liggen uit luiheid of slordigheid. Ik heb niet altijd even veel tijd in mijn blog gestoken. Dat is wel jammer.


    6. Ik denk dat literatuur nooit echt een passie of een hobby van me zal worden. Ik heb het wel meer leren appreciëren, maar het is toch denk ik niet echt voor me weggelegd. Ik vind dit wel jammer, want er is een hele rijke wereld aan prachtige verhalen die ik daardoor misschien misloop. Misschien dat ik beter een luisterboek kan luisteren of een verfilming kan kijken van een boek, want de verhalen inspireren me vaak wel.



    7. Ik zou niet zo goed weten wat voor tips ik zou moeten geven aan een docent over het literatuur onderwijs. Het enige wat ik wel altijd erg leuk vind is wanneer een leraar vol passie over zijn vak vertelt. Hierdoor worden leerlingen gemotiveerd, ik in ieder geval wel. Ook als een leraar over een mooi boek verteld en uitlegt waarom je dat boek moet lezen, wordt ik aangespoord om dat mooie boek ook te gaan lezen en ook gepassioneerd met literatuur bezig te zijn.

ALGEMEEN BOEKVERSLAG: HERSENSCHIMMEN

ALGEMEEN BOEKVERSLAG: TURKS FRUIT

1a. J. Bernlef, Hersenschimmen
Eerste druk 1984
Em. Querido's Uitgeverij BV, Amsterdam
146 bladzijden

b. Roman

c. Maarten Klein is een man van 71 jaar, die samen met zijn vrouw Vera al vijftien jaar in Gloucester, Amerika, woont. Voordat Maarten met pensioen ging, werkte hij in Boston als secretaris bij een internationale visserij-organisatie. Hun twee kinderen, Kitty en Fred, wonen ver van hen vandaan.
Op een zondag staat Maarten uit het raam te kijken. Hij wacht op de kinderen die elke schooldag langs het huis lopen om met de bus naar school te gaan. Pas nadat zijn vrouw Vera hem vertelt dat het zondag is en de kinderen dus niet naar school hoeven, weet hij dat hij zich vergist heeft. Diezelfde dag blijkt Maarten steeds vergeetachtiger te worden. Hij bevindt zich plotseling in het washok, scheurt zonder enkele reden een krant aan stukken en kan de kruiswoordpuzzel niet meer oplossen.
De volgende dag - het is maandag - geeft hij zijn vrouw suiker bij de koffie, terwijl ze al meer dan tien jaar geen suiker meer gebruikt. Hij gaat met zijn hond Robert wandelen, maar hij verdwaalt. Tot overmaat van ramp raakt hij ook nog eens de hond kwijt. Maarten wandelt naar de antiquair en koopt een boek. De antiquair informeert naar zijn mening over de vorige aanschaf, maar Maarten weet niet waar de man het over heeft. Vera pikt hem uiteindelijk met de auto op, nadat hij al een halve dag van huis is geweest. Die avond beweert Maarten zich dingen te herinneren die volgens Vera nooit zijn gebeurd. De verwarring neemt toe als Maarten zich boven wil gaan scheren; iets wat hij al vijf jaar niet heeft gedaan. Maarten informeert bij Ellen Robbins naar haar (overleden) man. Een pijnlijke vergissing!
Maarten vindt plotseling een ansichtkaart van Kitty in zijn zak. Hij vraagt zich af wie dat is. Na een uitgebreid ontbijt vertrekt Maarten naar zijn werk - waar hij al vier jaar niet meer werkt. Om naar binnen te kunnen, forceert hij een gesloten deur en spreekt hij de denkbeeldige bestuurders van de visserij toe. Opeens beseft hij waar hij is en haast hij zich weer naar huis. Op advies van de huisarts toont Vera hem het familiefotoalbum. Maarten kan zich nauwelijks iets herinneren van al die mensen op de foto's. Alleen de oude foto's roepen vage herinneringen op. De huisarts komt langs en Maarten heeft ineens moeite met zijn Engelse uitspraak.
De vergissingen worden steeds omvangrijker. Maarten herkent zijn eigen huisarts niet meer en wantrouwt hem. Hij ziet zijn eigen vrouw aan voor zijn moeder en gooit, om de hond binnen te laten, een raam in. Uiteindelijk schakelt Vera de hulp in van een verzorgster en Maarten wordt vastgebonden op zijn bed. Vera en de verzorgster krijgen overal de schuld van en Maarten uit grof taalgebruik. Hij bevuilt zijn eigen bed en krijgt de kans om weg te lopen. Hij verdwaalt, maar de vuurtorenwachter brengt hem weer bij zijn vrouw terug.
Op de laatste dag - zaterdag - verscheurt Maarten alle foto's uit het album in een poging om het lot af te wenden. Diezelfde dag brengt de ziekenwagen Maarten naar de inrichting. 



Recensie !

Bernlef denkt dat alleen een verhaal over een dementerende man niet goed genoeg is, dat het zielig wordt als zoiets van buitenaf wordt bekeken. Zielig, beter gezegd meelijwekkend, isHersenschimmen zeker geworden. Maarten Klein, een geboren Nederlander van 71 jaar oud, die in Amerika werkte en daar na zijn pensioen is blijven wonen, kijkt naar buiten en zoekt naar de schoolkinderen die in de buurt op de bus staan te wachten. Het is echter zondag en de kinderen zullen niet komen. Deze vergissing markeert het begin van een aftakeling die als een lawine groeit en voorsnelt. Maarten begint dingen te vergeten: waar hij zijn tas heeft gelaten, dat hij de hond al heeft uitgelaten, de dagen van de week, de uren van de dag. Ook dringt zijn verleden bij het heden naar binnen: hij denkt dat hij weer aan het werk is, en zoekt de notulen van de vergadering op zijn bureau dat al jaren leeg is. Of hij ziet zichzelf als kleine jongen en zoekt zijn kleurpotloden, om vervolgens door zijn vrouw Vera van een stoel afgehaald te worden.
De kloof tussen Maarten en zijn vrouw groeit steeds meer door dit soort voorvallen, en kenmerkt zich door verwarde dialogen: ‘‘‘Kan het zelf wel, moeder.’’ ‘‘Noem me geen moeder.’’ ‘‘Hoe kom je erbij, Vera.’’’ Vera wordt overdonderd door de snelheid waarmee de dementie intreedt, moet Maarten bemoederen, schaamt zich daarvoor, weet zich geen raad met hem. In een vergevorderd stadium van zijn toestand herkent hij haar soms niet meer, gaat hij weer Nederlands praten, en denkt hij dat de Amerikaanse dokter een van de geallieerden is, die hem tijdens zijn jeugd kwamen bevrijden van de Duitsers. In de winter – klimatologisch, maar ook van Maarten – vervagen alle kleurdetails (‘wijnrood’, ‘marineblauw’, ‘muisgrijs’) langzaam tot het steriele wit van de zorginstelling. Het verhaal eindigt met losse flarden van indrukken waar nog maar net een rode draad aan is vast te knopen.
Zo’n verhaal van een dementerende man is niet genoeg volgens Bernlef, dus bekijkt hij de dementie van binnenuit en probeert hij het in taal weer te geven. Dit is wat het boek zo succesvol maakt: het verhaal heeft een ontwrichtende werking op de lezer zelf. Wie het boek in één keer heeft uitgelezen, weet waar ik het over heb. Uiteraard wéét je dat Maarten geen betrouwbare vertelinstantie is, maar hoe sceptisch je ook bent, je wordt er steeds opnieuw ingeluisd. Je moet vaststellen dat de gebeurtenissen waarvan je dacht dat ze ‘waar’ waren, het niet zijn. Af en toe vang je een glimp op van de werkelijkheid, als Maarten bijvoorbeeld een gesprek tussen zijn vrouw en de dokter opvangt, maar daarmee ontsnap je niet uit zijn in elkaar stortende wereld.
Houvast is een luxe die ontbreekt. Af en toe is er een cursieve regel die het begin van een nieuwe dag aangeeft, maar langzamerhand wordt elke witregel een blackout. De lezer moet gefrustreerd concluderen dat er bij de volgende alinea van alles aan de hand kan zijn, dingen waarvan hij geen weet heeft. Aan het einde van het boek valt ook de typografische zekerheid weg: geen hoofdletters meer, geen volledige zinnen, alleen losse woorden, losse gedachten. Hersenschimmen.
Bernlefs schrijfstijl is beeldend voor het verhaal: vorm en inhoud zijn perfect op elkaar afgestemd. De schrijver bewijst dat hij niet alleen een verhaal kan vertellen, maar dat hij het verhaal kan schrijven op de enige juiste manier: net zo onttakeld als de dementerende hoofdpersoon zelf.
Bernlef besloot het interview met Roggeman als volgt. ‘Het paradoxale van het boek is dat het eindigt in totale vergetelheid maar dat het resultaat, het boek, – als ieder boek – een totaal geheugen is waar nooit meer iets uit weg kan raken. Tot niemand je meer leest. Maar dan hoop ik er zelf niet meer te zijn.’ Bernlef is er nog. En wellicht staat hem bij leven en welzijn iets compleet anders te wachten dan vergetelheid. We zullen het zien op 11 maart.


Recensie II

Ouder worden we allemaal, maar het vooruitzicht van aftakeling is zelden gespreksstof, hooguit onderwerp van een snel weer weggeschopte zwarte mijmering. Het lichamelijk verval is nog voorstelbaar (hoe ergerniswekkend ook), maar wie durft zich de geestelijke aftakeling in te denken? Bernlef behoort tot het type schrijver dat zich dat soort taken stelt. In 1974 schreef hij al een bundel mooie verhalen over het oud worden (Hondedromen) en in verschillende van die verhalen speelde het grote vergeten een rol.
Hersenschimmen, zijn nieuwe roman, gaat over dementie. Hoofdpersoon is de 71-jarige gepensioneerde Maarten Klein, die met zijn vrouw Vera in een kustplaatsje boven Boston woont. Zijn actieve leven als secretaris van een internationale maritieme organisatie is voorbij en hij geniet (tevreden van natuur) van de kalme routine van het dagelijkse bestaan: de wandelingen met zijn hond, het dagelijks vertier van de binnenlopende vissersboten en het passeren van de schoolbus.
Jaren van behoedzame tevredenheid voor de boeg, maar geleidelijk merkt hij dat er iets met hem aan de hand is. Woorden verliezen ineens hun betekenis of zijn niet beschikbaar, herinneringen zijn niet meer oproepbaar maar overvallen hem onverwacht, soms blijkt hij handelingen te verrichten die bij een veel vroegere periode uit zijn leven behoren: op pad gaan voor een vergadering, stiekem snoep zoeken in de huishoudkast. Fantasie, herinnering en werkelijkheid schuiven over elkaar heen, de tijd verdwijnt als dimensie, het ene moment is hij kind en het volgende ogenblik weer even zijn 71-jarige zelf.
In het begin lijken het korte storingen, blackouts, maar de ziekte vordert snel: "Ik word van binnenuit opgesplitst. Het is een proces dat ik niet tegen kan houden, omdat ik zelf dat proces ben. Je denkt 'ik', 'mijn lichaam', 'mijn geest', maar dat zijn maar woorden. Vroeger beschermden die me. Toen ik dit nog niet had. Maar er is een grotere kracht die het nu in mij voor het zeggen heeft en die niet valt tegen te spreken".
Terwijl hij wel merkt dat hij zijn gedachten niet meer altijd kan ordenen, kan Maarten Klein geen moment echt beseffen wat er met hem aan de hand is. En dat is logisch, want in de steeds spaarzamer ogenblikken dat hij zichzelf is, is er ook niets aan de hand. Bernlef heeft in dit boek gekozen voor de ik-vorm, een bijna onmogelijke opgave want hoe beschrijf je van binnenuit een geestelijke aftakeling? Bijna per definitie kan niet verwacht worden dat een dementerende bejaarde dat proces coherent beschrijft.
Het is toch gelukt om dat waar te maken en dat komt doordat Bernlef er met zijn ingehouden stijl in slaagt te laten vergeten dat je woorden leest. De lezer is rechtstreeks aangesloten op het gedachtenleven van Maarten Klein. De plotselinge overgangen van volwassen naar kindse denkwereld worden daardoor verrassend direct duidelijk gemaakt:"Een beetje koud heb ik het. Een kop hete thee zou mij goed doen. Ik loop de keuken in en draai het gas aan. De ketel, waar is de ketel. 'Ketel', zeg ik, 'ketel', maar het ding is nergens, ook niet in een van de keukenkastjes. Misschien binnen. Vera gebruikt hem wel eens om de planten water te geven. Ook niet. Ik doe de deur van de provisiekast open, maar hoe ik ook zoek achter borden en glazen, nergens kan ik een Kwatta-reepje vinden. En er liggen ook geen peredrups of zuurballen. Misschien is ze boodschappen gaan doen. Ik ga achter de piano zitten en druk eerst het oefenpedaal in voordat ik begin te spelen. Opa ligt boven zijn middagdutje te doen dus ik moet heel stilletjes spelen. De toetsen gaan zwaar en stroef. Of zijn het mijn koude vingers die niet willen? Dan hoor ik de voordeur opengaan. 'Ik ben hier oma', roep ik haar vanachter de piano tegemoet."
Het is op deze manier zelfs mogelijk om vanuit het gezichtsveld van Maarten Klein het verdriet van zijn vrouw Vera te beschrijven, die haar man steeds verder weg ziet verdwijnen in de kinderlijkheid: "Is pappa al naar kantoor?" "Maarten, ik ben het, Vera!" "Je moet niet zo tegen me schreeuwen." Ze verbergt haar gezicht in haar handen. Waarom is ze nu opeens zo opgewonden? Waarom huilt ze zo hartverscheurend?" Het boek eindigt zoals verwacht mocht worden, in flarden van zinnen en indrukken.
Hersenschimmen is heel wat meer dan een perfect uitgevoerde literaire exercitie. Bernlef heeft een warm en levend portret gemaakt van een aardig mens op weg naar het niets. Het is te hopen dat Hersenschimmen veel lezers zal vinden. Niet alleen vanwege het doorbreken van een taboe, maar ook omdat Bernlef in dit boek opnieuw bewijst dat hij als schrijver meer aandacht verdient dan hij tot nu toe kreeg.


Eigen reactie:
Hans van Voort heeft het over dat het boek een taboe doorbreekt. Ik ben het hier niet mee eens, aangezien ik het onderwerp dementie nooit als een taboe heb ervaren.

Ik vond de schrijfstijl van Hersenschimmen een misleidend boek. In het begin heb je nog niet helemaal door wat er aan de hand is met Maarten, dus wanneer er door zijn dementie misverstanden ontstaan, is dat in het begin best wel verwarrend. Dit komt dus door de schrijfstijl, namelijk dat het verhaal vanuit de ik-persoon wordt verteld.

Het verhaal geeft om dezelfde reden een goed beeld van wat een persoon met dementie meemaakt. Je maakt de verwarrende situaties mee en je kan je goed inleven hoe ontwrichtend deze voor Maarten zijn. Hierin ben ik het dus eens met Bert Zuidhof, die vindt dat het boek een ontwrichtende werking heeft op de lezer zelf.

Ik ben het met Hans van Voort eens over het punt dat Bernlef een warm en menselijk portret heeft kunnen maken van Maarten Klein. Je zou misschien snel een soort onmenselijk, raar wezen lijken als je dementerend bent, omdat veel mensen je niet begrijpen etc. Maar je krijgt juist medeleven met Maarten en begrijpt (voor zo verre je dat kunt begrijpen) waar hij doorheen gaat.